MRI bij patiënten met implantaten

Het uitvoeren van een MRI kan risico's met zich meebrengen bij patiënten met een implantaat. In de situaties waarin een implantaat in de categorie 'MR veilig' of 'MR onveilig' valt, is er geen onduidelijkheid. Voor implantaten in de categorie 'MR voorwaardelijk' is een multidisciplinaire richtlijn ontwikkeld 'Gebruik MRI bij patiënten met implantaten'.

De richtlijn is opgenomen in de Richtlijnendatabase en recent aangevuld voor MRI bij een elektronisch cardiaal implantaat, bij een vasculaire stent en bij een gehoorapparaat. Eerder was al MRI bij een hartklepprothese (inclusief ring of clip) en bij een cerebrale aneurysmaclip beschreven. Per soort implantaat worden in de richtlijn de volgende risico's behandeld op basis van de beschikbare literatuur:

  1. Risico op verplaatsing en rotatie van het implantaat door de aanwezigheid van het statische magneetveld en de spatiële gradiënt van dit veld.
  2. Risico op opwarming van het implantaat door interactie met het aangelegde radio frequente (RF) veld.
  3. Risico op trilling of inductie van stromen door de oscillerende magnetische veldgradiënten die worden toegepast voor de ruimtelijke codering van het MRI-signaal.
  4. Artefact in het MRI-beeld.
  5. Risico van krachten door het Lenz-effect bij snelle beweging van geleidende implantaten in het statisch magnetisch veld van de MRI-scanner.
  6. Risico op verstoring van de werking van het implantaat.

Of een patiënt met een bepaald soort implantaat veilig een MRI-onderzoek kan ondergaan staat verwoord in de aanbevelingen, waarbij voor zover dat mogelijk is generieke en dus praktisch goed toepasbare uitspraken worden gedaan voor 'whole body' MRI-systemen van 1,5T of 3T met een horizontale en gesloten supergeleide magneet.